Na bijna veertig jaar op hoogte aan gevels te werken is hoogte iets waar je aan went. Dat betekent niet dat ik zonder enige bescherming over de randjes van flats liep, of als in van die Amerikaanse filmpjes waarin iemand in een telecompaal klimt om “even” een lampje te vervangen. Nee, zo niet. Maar ik werkte wél 60 meter hoog in een gondel boven het Centraal Station in Den Haag, bijvoorbeeld.
En ja, ik ben twee keer serieus gevallen — gelukkig zonder blijvend letsel. Eén keer had ik mijn schouder uit de kom. Voor iemand met hoogtevrees zou mijn werk een gevaarlijke circusact zonder vangnet zijn. Alleen het idee al zou hem misselijk maken.
Op mijn huidige werklocatie worden regelmatig tandemhijsen uitgevoerd. Twee Mammoet-kranen van honderd ton tillen onderdelen van meer dan 20 meter en ongeveer 50 ton op elkaar. Ik kijk dan met bewondering toe, terwijl de medewerkers van Mammoet er nauwelijks op lijken te letten. Voor hen is het gewoon werk. Routine.
Deze voorbeelden geven goed weer hoe perspectief een belangrijke rol speelt in hoe we veiligheid ervaren. Ervaring is bepalend voor hoe iemand risico’s beoordeelt. Iemand met hoogtevrees zal heel anders aankijken tegen het monteren van een scrubber op 70 meter hoogte dan ik. Dat betekent niet dat ik nonchalant ben, maar ik voel me er comfortabel bij en kan daardoor beter het gesprek over risico’s voeren.
Als middelbaar veiligheidskundige kies je je werk niet altijd zelf en kom je ook werkzaamheden tegen waar je tijdens de opleiding weinig tot niets over hebt geleerd. Dat leer je gaandeweg, in de praktijk. Juist die combinatie maakt het vak zo interessant.
Wat speelt er op de werkvloer? Do’s and dont’s
Als je van klant wisselt of tijdelijk wordt ingezet op een andere locatie, moet je je natuurlijk eerst even inlezen. Zo kwam ik als invaller op een project terecht waar ik eerst het gesprek aanging met de constructieleiding en daarna met mensen in het veld. Het veiligheidsniveau bleek gebaseerd op een heel andere benadering dan ik gewend was. Dat vroeg om schakelen, om voor mijzelf de balans te bewaren.
Een ander voorbeeld: ik heb jarenlang gewerkt met de gevaarlijkste stoffen, zonder de juiste kennis of bescherming. Toen ik me later verdiepte in PGS15 en het ADR, stond het schaamrood me op de kaken. Alles wat ik fout kon doen, heb ik fout gedaan – of op zijn minst slordig aangepakt. Ik vervoerde rustig 25-literkannen met sterk zuur naast even grote kannen met een stevige base. Geen lekbak, onvoldoende ventilatie, geen temperatuurbeheersing. Gewoon achter in de bus, zonder brandblusser of transportdocumenten.
Vroegah
Ook werkte ik op daken aan glas, met middelen als fluorwaterstofzuur, isopropanol en glassrenovator — gecombineerd met glas- of aluminiumcoatings — zonder echt te begrijpen hoe gevaarlijk die stoffen kunnen zijn. En toch: we leverden onze klussen altijd veilig op. Geen incidenten, geen schade.
Maar toen ik laatst mijn ervaringen deelde met een arbeidshygiënist (AH), schrok hij zichtbaar. Duizend vragen kwamen op me af. Ik kon alles uitleggen, maar hij zei dat hij nooit in de buurt van onze werkplek zou zijn gekomen. En als er een inspectie was geweest, dan beslist bovenwinds.
De AH zag risico’s en gezondheidsschade op de lange(re) termijn waar ik destijds geen weet van had. En dát is precies waarom veiligheidskunde een vak is. Opleiding is belangrijk, maar moet worden aangevuld met jaren praktijkervaring. Dan kun je theorie en praktijk naast elkaar leggen en zie je risico’s nog voordat de eerste tekening gemaakt is.
Juist dan komt een veiligheidskundige – in dit geval een MVK – écht tot zijn of haar recht.